Eerder hebben we gesproken over hoe je een goed participatieplan onderhoud, zie hier het artikel. Hoe onderhoud je een goed participatieplan en hoe kan SNPI je daar bij helpen? Dit appelleert aan een wij-gevoel en stroomlijnt tegenstellingen in de onderneming.
In de eerste periode zal het moeilijk zijn om medewerkers te laten participeren in het plan. Een deelname van 50% van het personeel is al heel wat. Het plan positief waarderen is in de eerste periode belangrijker dan daadwerkelijke participeren. Het daadwerkelijk inleggen van geld om aandelen of certificaten te kopen kan voor een grote groep medewerkers een te hoge drempel zijn.
Monitor draagvlak, participatiegraad en participatie per deelnemer. Een te lage participatiegraad of participatie per deelnemer – bij voldoende waardering voor de uitgangspunten van het plan – kan een reden zijn om aan de ‘knoppen’ te draaien. Een participatieplan verandert de mentaliteit van de medewerkers. Als het goed is maakt een participatieplan de medewerkers ondernemender. Ze kijken beter naar hun werkzaamheden en wat dat voor de organisatie betekent. Voor de ene organisatie is deze verandering groter dan voor de andere. Bij een kleine of platte organisatie hebben medewerkers doorgaans meer inspraak als in grotere organisatie. Doordat ze soms samenwerken met de directeur of deze vaak zien, is het makkelijker aan ‘de top’ door te geven hoe ze over onderwerpen denken. Deze medewerker(s) helpen vaak ook met het opbouwen van het bedrijf. Dat is vaak juist een reden voor de directeur om deze medewerker(s) te belonen met een vorm van participatie. Wanneer een grote organisatie van de ene dag op de andere een financieel participatieplan met aandelen gaat invoeren is de verandering groter en moet de organisatie faciliteren en stimuleren dat medewerkers meer door gaan geven aan de top.
Het kan aardig zijn om als onderneming te kunnen pronken met een hoger percentage deelnemers dan bij andere ondernemingen, maar in feite gaat het niet om het succes van uw plan ten opzichte van andere bedrijven, maar om het succes op de door u zelf bepaalde doelen. Het gaat dus niet om de vraag: doet ons plan het beter dan de plannen van andere ondernemingen? Maar om de vraag: zijn wij tevreden over de resultaten die we door het plan behalen? Door de gestelde doelen te koppelen aan realistische verwachtingen over de meetbare effecten is succes van het plan te bepalen, als u tenminste een vergelijkbare meting hebt kunnen doen voorafgaand aan de invoering van het plan. Omdat u weet welke vragen er bij uw medewerkers leven, kun u ze de juiste informatie geven op het juiste moment en zo de verwachtingen managen.
In ons handboek vind u meer informatie over praktische zaken van participatieplannen. Hoe administreert u bijvoorbeeld de STAK? Besteed u dat uit? En wanneer u negatieve feedback krijgt van medewerkers, hoe verbeterd u dan het participatieplan? Voor meer informatie over financiële participatie en de daaraan gekoppelde medezeggenschap door werknemers, leest u onze handleiding. SNPI is er om u op weg te helpen. Neem vrijblijvend contact met ons op, via ons telefoonnummer: 030-7531462 of mail@snpi.nl.